Nu nog even wachten op zijn officiële voorstelling op het autosalon van Genève…
Pininfarina is een naam in de wereld der sportwagens. Denk aan de mooiste Italiaanse hypercars en je mag er bijna zeker van zijn dat de eerste schetsen op hun tekentafel hebben gelegen. Maar waarom schetsen maken om ze door te verkopen als je zelf een wagen kan bouwen…en dat mag een elektrische wagen zijn.
Een eigen elektrische supersportwagen zelfs die met een erg beperkte oplage van 150 exemplaren zal worden geproduceerd en Battista zal heten, naar de stichter van de nu 90-jarige firma Pininfarina, Battista ‘Pinin’ Farina. Pininfarina is al even in handen van Mahindra die op hun beurt al een tijdje bezig zijn in de Formula E…of zowat de F1-klasse van elektrische wagens. Ook het kampioenschap waar onze Belgische held Stoffel Vandoorne ondertussen het mooie weer maakt.
Daar, bij Mahindra groeide het idee om van de superluxueuze sportauto van de toekomst een elektrische wagen te maken. Zo krijgt de Battista vier elektrische motoren (eentje per wiel) die samen zo maar eventjes 1.900 pk leveren en een koppel van zowat 2.300 Nm het asfalt opjagen. Om u een voorbeeld te geven…laat deze wagen los op het parcours van Parijs-Roubaix en je hebt volgend jaar een volledig vlakke asfaltlaag.
Dat hij dus de kasseien uit de grond sleurt is een feit. In minder dan 2 seconden schiet hij naar 100 km/h en in minder dan 13 seconden zelfs tot 300 km/h. De topsnelheid wordt geraamd op 400 km/h. De batterij houdt het, mits wat getemperd enthousiasme op de weg, uit voor zo’n 450 km. Je laadt hem voor 80% op, met een gepaste snellader, in iets meer dan een halfuur. Niet slecht dus.
Kostprijs? 2 miljoen euro. Van de 150 auto’s zijn er een 60-tal voor de VS, 50 voor Europa en de overige 40 voor de rest van de wereld. Verwacht wordt dat de eerste exemplaren op onze wegen midden 2020 zullen te zien zijn. Wij hadden het genoegen de Battista al eens te zien in een blackbox op het autosalon van Brussel en het was de moeite. De echte foto’s volgen pas na het autosalon van Genève.
Credits: Pininfarina