Bollo Smieto Flamenco klinkt misschien als een vreemd kermisspel, maar voor Wim Willaert werd het de basis van een voorstelling vol humor, muziek en levenswijsheid. Vanuit een simpel volksspel reflecteert hij op ouder worden, de “berg der dwazen” en de kleine absurditeiten van het leven. In dit interview vertelt Willaert over de autobiografische wortels van de show, zijn liefde voor acteren en muziek en de vreugde van live-optreden, van Bollo Smieto tot de Dolfijntjes.
Je voorstelling Bollo Smieto Flamenco vertrekt vanuit een simpel volksspel. Hoe is dat uitgegroeid tot een volledige monoloog vol humor en muziek?
Eigenlijk begon het allemaal toen ik aan mijn tweede boek werkte en ontdekte hoe zwaar het leven van een schrijver kan zijn. Ik had al honderd pagina’s klaar, maar plots kon ik geen letter meer op papier krijgen. Het voelde alsof de schrijverswereld me verstikte. Toen besloot ik om van dat boek gewoon een voorstelling te maken. Bijna vanzelf, zonder dat ik er bewust mee bezig was, ontstond een performance met Bollo Smieto, muziek en een volledig uitgewerkt verhaal erachter.
Dat boek wordt uiteindelijk niet uitgebracht of toch?
Het leven van een schrijver is bijzonder zwaar. Je krijgt per boek bijna niets; als een boek 27 euro kost, gaat er amper 2 euro naar de auteur en de overige 25 euro verdwijnt elders. Alle promotie moet je bovendien zelf doen en dat ligt me niet. Toen ik ontdekte hoeveel ik eigenlijk verdiende met mijn eerste boek en er niet meteen een tweede druk kwam, zei ik tegen mijn vrouw dat ik echt geen zin had om van deur tot deur te gaan leuren voor 25 euro, waarvan ik zelf maar 2 euro overhield. Ik zag het niet meer zitten. Schrijven is moeilijk. Pieter Aspe kon er goed van leven, maar veel schrijvers, zelfs succesvolle, redden het niet als ze onder de tienduizend verkochte boeken blijven. Daarom heb ik er uiteindelijk gewoon een voorstelling van gemaakt en daar ben ik tevreden mee.
Hoeveel van het verhaal in die voorstelling is autobiografisch en waar begint de verbeelding?
Het stuk is ontstaan vanuit mijn verlangen om te praten over ouder worden. Ik wilde het hebben over de rust die het met zich meebrengt, over thuis zitten, over de manier waarop je naar de wereld kijkt wanneer je jaren ouder bent. Zo groeide het idee voor een grappige voorstelling waarin ik vooruitblik op mezelf over vijfentwintig jaar. In die zin is het zeker een autobiografisch project. Over een kwart eeuw zal ik 83 zijn. Dat werd het vertrekpunt: wat blijft er dan nog over van Wim Willaert? Hoe zal ik er zelf uitzien? Welke animatie krijg ik in het rusthuis? Hoe zullen ze voor mij zorgen? Wat zal ik nog doen en wat zal er door mijn hoofd gaan? Het werd een denkoefening over de toekomst, niet alleen van mezelf, maar ook van Vlaanderen. Hoe zullen rusthuizen evolueren? Wie zal er nog werken en hoe zal de samenleving er dan uitzien? Dat soort vragen vormden de kern van de voorstelling. Natuurlijk speelt muziek een belangrijke rol: welke nummers wil ik horen als ik later in dat rusthuis zit? Die muziek vormt nu de soundtrack van de voorstelling. Zo werd het geheel een persoonlijke, humoristische en tegelijk scherpe blik op ouder worden en op de wereld die onvermijdelijk verandert.
Wat bedoel je met ‘rusthuismuziek’?
Ik wil absoluut geen typische rusthuismuziek. Mijn vader zat in een RVT en daar speelde de hele dag MNM omdat de verzorgers die muziek fijn vonden. Ze hoorden vooral hun muziek, niet die van de bewoners. Terwijl het net andersom zou moeten zijn: er zou muziek moeten klinken die de huidige generatie bewoners in hun jeugd graag hoorde. We moeten dus niet blijven aankomen met die molentjes op een accordeon, dat past bij mensen van vijftig jaar geleden. Daarom heb ik nummers uit mijn eigen jeugd laten omzetten naar accordeonversies. Het is een gek idee, maar het werkt verrassend goed.
In de voorstelling heb je het ook over ‘de berg der dwazen’. Wat betekent die metafoor?
Dat beeld verwijst naar het gevoel dat je alles weet zodra je van school komt. Je hebt een diploma op zak en denkt dat je er klaar voor bent. Tot je plots begint te werken en beseft dat je eigenlijk bijna niets weet. Dan sta je dus boven op Mount Stupid, vroeg of laat val je eraf. Op dat moment heb je twee keuzes: ofwel kruip je weer die berg op en blijf je koppig verder doen alsof je alles begrijpt, ofwel besef je dat je opnieuw moet beginnen en echt alles nog moet leren. Kies je voor dat tweede, dan kom je op de helling der wijsheid terecht. Dat is geen berg met een top, maar een oneindige, zachte helling. Het gaat traag, stap voor stap, maar het is wel de weg die je uiteindelijk geniaal kan maken in je vak. Als je drie mensen interviewt, iemand die boven op Mount Stupid staat, iemand die er net vanaf is gevallen en iemand die op de helling der wijsheid klimt, dan zal vooral die eerste het luidst beweren dat hij alles weet. Dat is nu eenmaal het effect van Mount Stupid. Als student kijk je met oogkleppen naar de werkelijkheid: je krijgt alleen maar analyses in je hoofd gestopt, men gaat ervan uit dat daar vanzelf synthese uit volgt. Echte synthese ontstaat pas wanneer je beseft dat al die kennis in de praktijk vaak helemaal anders werkt. Dan moet je opnieuw beginnen leren.
In de voorstelling combineer je opnieuw acteren en muziek. Is dat voor jou een natuurlijke kruisbestuiving?
Toen ik besloot er een voorstelling van te maken, begon ik meteen met mijn accordeon en maakte ik muziekjes. Dat doe ik trouwens vaak. Op dit moment ben ik bezig met een tweede show, ook daar zal muziek een belangrijke rol spelen. Dan besef ik dat het eigenlijk wel een druk maar prachtig leven is dat ik leid. Ik ben actief als acteur, muzikant, regisseur en auteur tegelijk.
Welke van de rollen ligt jou het meest aan het hart?
Het liefst werk ik voor de film. Filmacteur zijn, dat kan ik en dat ligt me het beste. Het verschil met andere disciplines merk ik meteen: hoewel ik overal veel speelplezier aan beleef, weet ik dat ik in film dingen kan doen die niemand anders kan. Soms door mijn uiterlijk, soms door de manier waarop ik speel. Er zijn rollen waarvan ik weet dat als iemand anders ze zou doen, het heel moeilijk zou worden. Net zoals je iemand niet vraagt om een held te spelen als hij dat niet kan, zo weet ik dat wat ik breng uniek is. Daarom doe ik film het liefst. Toneel en andere live-optredens zijn totaal anders. Er is geen vierde wand: ik babbel met het publiek dat ook meedoet. Soms liggen mensen letterlijk plat van het lachen. Het is heel direct en intens. In een film is dat contact er niet. De nieuwe reeks van Nonkels hebben we net gedraaid, maar komt pas in september uit. Dan ben je al maanden niet meer met het project bezig en heb je geen direct contact met je publiek. Om die reden blijft de zaalshow fantastisch: je voelt de reacties meteen. Sommige mensen hebben een scenario nodig om zich veilig te voelen, maar de interactie maakt het helemaal anders, veel levendiger.
In hoeverre ligt de voorstelling vast of wordt er veel geïmproviseerd op het moment zelf?
Je kunt een tekst volledig van buiten leren en die spelen, maar wat ik gedaan heb, was anders. Vanuit Live Comedy kreeg ik de kans om tien keer een try-out te doen, ik heb daar telkens de voorstelling laten evolueren. Alles voelde vanzelf natuurlijk aan. Ik heb de tekst niet letterlijk van buiten geleerd, maar door het steeds te doen, zit die wel helemaal in mij. De gewoonte vertelt het verhaal en ook de liedjes zitten in je. Daardoor kan ik een voorstelling spelen met een gevoel van volledige vrijheid en gemak.
Wanneer stap je met een goed gevoel van het podium naar een voorstelling?
Het mooiste moment is als iedereen goed heeft gelachen en misschien ook een traantje heeft weggepinkt. Voor het publiek is het natuurlijk een spel: ze weten van tevoren niet precies wat ze kunnen verwachten. Ze gaan naar het theater en vragen zich af wat er zal gebeuren. Soms reageren mensen dan: “Wow, dat had ik niet verwacht!” Dat doet me veel plezier. Het allerbelangrijkste is een goed applaus aan het einde. Dan voel je ook dat de mensen die het organiseren tevreden zijn en zo is iedereen content. En ik nog het meest.
In het voorjaar ga je ook opnieuw op tournee met De Dolfijntjes. Hoe kijk je daarnaar uit?
Dat wordt echt een feest. De Dolfijntjes zijn eigenlijk een enorme luxe. Wim Opbrouck heeft zijn eigen carrière en ik de mijne en de enige keer dat we elkaar echt zien, is wanneer De Dolfijntjes optreden. Daarom hebben we er lang over gedaan om het project niet commercieel te maken, geen cd uit te brengen en ons niet in te voegen in het bestaande aanbod van andere groepen. We hebben het altijd als een luxe hobby gehouden, een moment waarop we elkaar intens ontmoeten. De komende maanden zullen Wim en ik weer zo’n intense momenten samen beleven, dat is elke keer erg fijn. Het vooruitzicht van dat feest stemt me dan ook vol verlangen.
Ondertussen bestaan jullie al 30 jaar. Had je ooit verwacht dat het grapje waar het ooit mee begon zo’n lange levensduur zou krijgen?
Eigenlijk sta je daar niet bij stil. We moeten het zelfs eerlijk toegeven: een tijdje geleden dachten we nog dat De Dolfijntjes niet eens 25 jaar bestonden. Toen we het gingen uitrekenen, kwamen we tot de ontdekking dat het al 30 jaar is, misschien zelfs langer. Zelf hadden we dat nooit zo lang verwacht. We zeggen altijd dat De Dolfijntjes blijven bestaan zolang er één van de vijf leden er nog is of kan optreden. Zodra dat niet meer kan, stopt het.
Je werkt samen met een sterke persoonlijkheid als Wim Opbrouck. Jij bent er zelf ook zo eentje. Hoe lukt dat om dat te matchen?
We zaten samen op Studio Herman Teirlinck, een school die best hard en een beetje ambetant was. Het was eigenlijk echt moeilijk, maar we hebben er samen een weg in gevonden en elkaar veel geholpen. Wim en ik zijn heel verschillend, maar al sinds onze schooltijd doen we dingen samen en dat werkt goed. Het vormt een stevig fundament, elke keer dat we opnieuw iets samen doen, is het altijd zalig.
Hoe bewaak je dat speelplezier en het muzikale pad dat jullie altijd al hebben gevolgd?
Dat is in de loop van de tijd wel veranderd. In het begin speelden we een soort muziek die gebaseerd was op samples, maar dan live. Sommige mensen dachten in het begin dat we allemaal covers speelden, maar dat klopte absoluut niet. Het waren alle liedjes door elkaar gerakeld tot een muzikale soep, vaak op andere muziekschema’s dan normaal. Het klonk veel zotter en chaotischer, we waren ook nog veel jonger. Na een jaar of vijftien zijn we begonnen met het schrijven van eigen nummers, soms helemaal alleen, soms samen terwijl we speelden en woorden erbij bedachten om te zingen. Daardoor is het geluid veranderd. Vroeger konden we echt vier à vijf uur aan een stuk spelen, maar nu zouden we dat waarschijnlijk niet meer volhouden. Toch zit er nog altijd evenveel energie in ons spel, alleen kunnen we het nu met meer rust en ervaring doen. Het repertoire is gegroeid en het zal zeker blijven evolueren, maar hoe het er over tien jaar uitziet, weten we nog niet. Tot die tijd, blijven we ons flink amuseren. Misschien gaan we daar tot ons 83ste en gaan dan in het rusthuis spelen. Misschien veranderen we dan ook onze naam in De Rolators (schatert).
Tekst en interview STEVEN VERHAMME
Foto’s: Nathan Dobbelaere
Bollo Smieto Flamenco van Wim Willaert overal te zien in Vlaanderen
Check www.livecomedy.be/wimwillaert


















